Het is januari 2019 als ik de deksel op m’n neus krijg. Mooi dat ik na twee jaar onderzoek naar de band Electric Party eindelijk een reactie krijg van één van de bandleden, maar deze had ik niet verwacht. Leo “Low” Wernaert reageert kort maar krachtig op mijn mail uit september 2017, die ik hem in het nieuwe jaar van 2019 nogmaals onder de aandacht breng. “Beste Marco. Mooi werk dat je doet. Mooi stuk speurwerk. Ik laat het verder voor wat het was.”
Een duidelijke reactie die ik respecteer, maar ik baal wel enorm. In de afgelopen anderhalf jaar was ik nét wat meer te weten gekomen over hem. Google had mij een emailadres gegeven en ook was ik erachter gekomen dat hij niet alleen bassist was van Electric Party, maar tevens van een tweetal andere obscure Amsterdamse band uit de eighties: Blackout en Moscow Tops.
Dit is de demo van Electric Party, waarmee mijn onderzoek begint. Als je op play klikt kun je tijdens het lezen luisteren naar een paar nummers van de band. Onderaan dit artikel is ook nog een luisterlink geplaatst.
De zoektocht naar Electric Party
Tot 2016 was de groep Electric Party helemaal in nevelen gehuld. Het hoesje van hun officiële cassetterelease Work beschreef dan wel de bandleden: DJ Solo (zang, synthesizer), Leo Low (bas, synthesizer), Ed Z. (saxofoon), Ronald TR (drums) en Monique (zang op één nummer), maar daaruit was alleen met zekerheid te stellen dat Ronald TR een drumcomputer is.
Mijn versie van de cassette, die ik in de zomer van dat jaar op de kop tik, is een handgemaakt promotie-exemplaar met iets meer informatie. De twee achternamen (Wernaert en Zirkzee), die dat hoesje prijsgeven, geven mij een heus beginnetje voor een jarenlange speurtocht.
Ed – Eduard (?) – Zirkzee heeft een Facebook-pagina, maar helaas is daar na januari 2016 geen enkele activiteit meer op te zien. Er wordt niet gereageerd op een vriendschapsverzoek en de paar “vrienden” van hem blijken ‘m eigenlijk niet te kennen. De mail aan Leo blijft zoals gezegd jarenlang onbeantwoord en ook een brutaal bericht aan zijn werkgever lokt geen teken van leven uit. DJ Solo is op dat moment de laatste strohalm waar ik mij aan vast kan grijpen.
DJ Solo
Even denk ik dat DJ Solo een alias is van Jerry Turner, want ik ontdek dat Leo en Ed in zijn band Moscow Tops hebben gespeeld en Jerry is niet vies van aliassen. Maar Jerry moet mij teleurstellen. Ik merk zelfs enige wrok aan zijn kant. DJ Solo – een dj uit de Mazzo, zo vertelt hij mij – zou zijn bandleden hebben afgepakt.
De Mazzo! Dat is dan toch weer iets om verder op te rechercheren! Muzikaal iederkenner Oscar Smit heeft alleen nooit van hem gehoord, dus ik benader Eddy de Clercq in mei 2018 via Messenger met de vraag of hij de dj wėl kent. Tweeënhalf jaar later krijg ik m’n reactie: “Jouw vraag omtrent Electric Party zal onderhand nu wel beantwoord zijn neem ik aan. Er is wat je noemt een gezonde hype rondom deze opnames aan de gang.”
Ask. Believe. Receive
Hij klopt wat Eddy zegt. Er heerst een hype en ik heb DJ Solo inderdaad al een poosje gevonden. Maar wat hij niet weet is dat tijd daarbij geen enkele factor heeft gespeeld. Was het geluk? Volhardendheid? Voorzienigheid? Aangespoord door zeker drie hippe Amsterdamse platenlabels, die lucht kregen van mijn speurtocht, had ik een artikel geschreven over Electric Party en DJ Solo opgeroepen zich te melden. En zowaar, tijdens de kerst van 2019, reageert René van Rijn. Eindelijk kan ik de vragen stellen die al zoveel jaren op mijn lippen branden.
Een maand later ontmoet ik René in persoon. Bij hem thuis. En je gelooft het niet… op exact dezelfde plek als waar het verhaal veertig jaar geleden begon. Toen gekraakt en in het middelpunt van heftige rellen met de ME; tegenwoordig een statig pand in een rustige buurt. De nieuwe rechtmatige eigenaar heeft er wat moois van gemaakt, maar heeft René nooit kunnen wippen. Het lijkt veel over zijn eigengereide persoonlijkheid te zeggen.
“Wat jij in je leven hebt meegemaakt, doe ik op één dag”
René neemt mij mee in zijn verhaal: “Ik was 14 jaar en bezocht een concert van Santana in de Ahoy (8 december 1973, red). Tegen het eind van het optreden moest ik ontzettend nodig plassen, maar ik verdwaalde in de krochten van het enorme gebouw. Op goed geluk opende ik op een gegeven moment een deur en zag daar Carlos Santana staan. Ze waren net van het podium gekomen. Ik mocht met ze mee naar de kleedkamer.
Twee van de bandleden bediscussieerden een elpee, maar konden niet op de naam komen. Al plassend draaide ik me om. Dat is die en die plaat! Onder de indruk van mijn onbeschaamdheid mocht ik blijven. M’n eerste feestje. En wat voor één. Later ben ik door Carlos persoonlijk op de taxi terug naar huis gezet. Ik woonde toen nog in Delft. Mijn vader was woedend. Hij had staan wachten op het station en geloofde m’n verhaal natuurlijk niet.”
Het zou het begin zijn van een lange reeks feestelijke ontmoetingen met internationale popsterren en Hollandse jetset.
De Palm
“Het feest zette zich voort toen ik in Amsterdam ben komen wonen. In de zomer van 1977. Vlak voordat ik 18 werd. En eigenlijk is dat feest nog steeds bezig. Zo moet je m’n leven ongeveer zien.
Ik ging aan de lerarenopleiding d’Witte Lelie Nederlands en Engels studeren, maar dat duurde maar even. Twee maanden om precies te zijn, want toen ik in De Palm ging werken, viel ik met m’n neus in de rock ’n roll boter.
De Palm – op de Oudezijds Voorburgwal – was in die tijd het hotste café van Amsterdam, waar alle populaire bands van dat moment kwamen. Herman Brood. The Meteors. Phoney & the Hardcore. Nina Hagen. Zij verzamelden zich daar voor ze gingen optreden, maar er kwamen ook allerhande bekende acteurs en kunstenaars. De Hells Angels gebruiken de kroeg bovendien als een soort dependance van hun clubhuis.”
Chez Nelly
“De Palm en en Chez Nelly waren in de jaren 1970 tot 1980, de absolute hang out voor de young en forward looking creative crowd in Amsterdam. Heel wat BN’ers vonden daar de moederschoot van hun loopbaan. Denk aan Herman Brood, Gert-Jan Dröge en Henk Schiffmacher. Zij werden daar gerijpt en gesteund, mentaal verward en als nodig weggehoond, door een creatieve bende, die als het warme bad voor de geest was.”
René voelt zich als een vis in het water en weet zich goed te mengen in de scene. Hij vertelt over de eerste keer dat hij Gert-Jan Dröge voor de deur van diens nachtcafé Chez Nelly ontmoette. “Daar gingen we altijd na afloop heen. Ik kwam er m’n eerste keer met Nina Hagen en een Hell’s Angel. Beiden mochten meteen naar binnen, maar bij mij vroeg hij naar mijn naam. Ik ben René en ik werk in De Palm.” Zet een deftige stem op: “Goed zo René. Als je d’r over een maand nog werkt, mag je naar binnen. Een week later was het al zover. Bijzonder. Zo leerde ik ze langzaam allemaal kennen.
Niet alleen Herman Brood, Kees Meerman en de rest van The Wild Romance, maar ook een heleboel andere muzikanten. Ik kon ook met iedereen goed opschieten. Het waren mijn soort mensen. De kunstenaars, acteurs, modeontwerpers, muzikanten, de Hells Angels en natuurlijk al die mooie, bijzondere meisjes.”
Incrowd
Dat René tot de incrowd behoort blijkt wel uit een kwartetkaart die ik van vaste klant Edith van Loo krijg toegespeeld. In het door haar en Jan-Willem Vaal gemaakt spel hadden René van R., Freddie (Cavalli), David (Hollestelle) en René van A(sselt) er zelfs hun eigen categorie.
René: “Als de Wild Romance (Freddie Cavalli, Dany Lademacher & Cees Meerman) arriveerde kwam Coach Koos, hun manager, steevast naar mij toe met de woorden René, zorg dat de jongens hier blijven, dan ga ik Herman zoeken, die ergens rondzwierf. Terwijl hij daar mee bezig was belde hij nog minstens twee of drie keer naar De Palm. René, zijn de jongens er nog? Houd ze vast, hè? Hoe hij het voor elkaar kreeg is me nog steeds een raadsel, maar binnen een uur kwam hij dan voorrijden in zo’n foute Amerikaans pooierbak. Dan toeterde hij drie keer, wat het teken voor de band was dat hij Herman had opgeduikeld, die hij natuurlijk niet alleen in de auto durfde te laten, bang als ie was dat Brood er weer tussenuit kneep.”
Het ontstaan van Electric Party
René vertelt: “Zonder Leo had Electric Party nooit bestaan. Een jaar of drie voordat we zo heetten, was ik al met hem aan het klooien met muziek. Op zolder, weet je wel? Als ik dan een nummer in m’n hoofd had, dan zong ik hem dat voor. Hij speelde de bas; ik programmeerde de drumcomputer en schreef de teksten. Zo zijn we begonnen.
Jaren later hadden we een pand gekraakt in de Jordaan en daar een studio ingebouwd: de Fetisj Sound Studio. Het was onze studio. Ernst Voss, Jan-Willem Vaal en Bob Pieck… iedereen had wat ingebracht. Ook mijn spullen stonden daar. Ik had een TR-808 drummachine en een synthesizer.
We woonden ook allemaal in één huis en verdeelden de studiotijd. Doe jij vanavond wat? Nee? Dan ga ik aan het werk. Ernst en Bob deden veel dingen in het weekend, want die zaten doordeweeks op het Rietveld. Leo en ik werkten meestal ’s avonds. En dan werd het vaak laat, want dat beviel mij het beste. Ik ben een nachtmens. In die uren zijn Leo en ik begonnen met onze muziek op te nemen.” Het eerste resultaat Build and Rebuilt komt op de Fetisj verzamelcassette For There Is No Heaven te staan en wordt op 24 oktober 1982 op de VPRO-radio uitgezonden. Het vormt voor het duo de aansporing om de nummers te maken die uiteindelijk op Work terecht komen.
“Op een gegeven moment hadden we een aantal basisnummers staan, zoals Street Beauty. En daar paste naar ons idee heel erg goed saxofoon bij. Daarop vroegen we Ed Zirkzee van Leo’s andere band Moscow Tops of hij met ons mee wilde doen.” Ook Ad Bosters van die band speelt op drie nummers gitaar mee.
In deze bezetting maakten we Work. Ernst en Jan Willem maakten het hoesje; zij waren de creatieve motor achter Fetisj.” Weifelend: “Als er 50 van gemaakt zijn, dan is het veel. Honderd misschien? Ik heb er zelf niet eens één! Eigenlijk maakten we de tapes vooral om naamsbekendheid te creëren.”
Het eerste optreden van Electric Party
De cassette valt in de smaak en de band krijgt een uitnodiging voor een optreden in de Melkweg. Tijdens de Provinciepopweek: een soort Noorderslag, waarop elke avond twee tot drie bands speelden, zodat de hotste bands uit heel Nederland aan de beurt waren geweest. René: “Dat kwam écht uit de lucht vallen. Heel erg leuk, maar toen moesten we wel een band bij elkaar zoeken.”
Het optreden in de Melkweg, op 16 januari 1983, komt echter te snel. Ed, René en Leo treden op zonder gitarist en mét drummachine. Om en om bespelen de mannen de synthesizers en Monique, die op Work het nummer Tension meezong, zingt ook een paar nummers mee. Twee nummers belanden op de cassette, die het Milkyway cassettelabel uitbrengt van het festival.
“Monique Koolen was een vriendinnetje van mij. In die tijd één van de meest gevraagde fotomodellen van Nederland. Zij wilde perse een liedje zingen op Work en zingt ook mee tijdens Provinciepop. Ze had een goede stem, niet?” René lachend: “Maar het was wel het begin van het einde van de relatie. Dat soort dingen moet je niet gaan mengen, weet je…”
Introducing the band
Er gaan verschillende lezingen rond over hoe het duo Electric Party uiteindelijk uitgroeit tot zeskoppige liveband. Volgens René “kwam op een gegeven moment Rudolf, een vriend van saxofonist Ed, ook mee pielen. Zo begon een band te ontstaan”, maar de namen die René tijdens ons gesprek laat vallen – Japie Blok (drums), Rudolf Eeken (gitaar) en Jan-Willem van Kruyssen (keyboards) – waren voor mij natuurlijk weer een mooie aanleiding om verder op onderzoek te gaan en zoveel mogelijk alternatieve feiten boven water te krijgen. In ongeveer twee jaar lukt het me ook om de andere bandleden te vinden en te spreken.
Jaap Blok
Jaap was klaar met het ego van frontman Jerry Turner en heeft het idee dat de bandleden van Moscow Tops toe waren aan een nieuwe zanger. Die vonden ze in René, die in hetzelfde kraakpand woonde als Ed. Jaap: “René was een buitenbeentje; hij hoorde eigenlijk helemaal niet bij de band. Het verbaast me eigenlijk wel een beetje dat jullie contact hebben. De Fetisj scene was een stel weirdo’s en egocentrische figuren.”
Rudolf Eeken
Rudolf heeft geen idee waarom Ad Bosters niet gewoon de gitaar weer oppakte, maar weet zeker dat hij niet geïntroduceerd is door Ed: “Ik zocht begin 1983 een nieuwe band. Op de KRO-radio kon je oproepjes plaatsen in een soort vacaturebank en daar reageerde Leo of René op. Jaap zat er toen al bij en Jan-Willem kwam 2-3 repetities na mij ook bij de band.”
Jan-Willem van Kruyssen
Jan-Willem denkt hardop na: “Ik ben nooit zo met het verleden bezig. Ik start steeds nieuwe dingen en ga dan weer door. Ik moet echt even nadenken over hoe het ook alweer zat.” Na een lange pauze: “Ik weet niet meer hoe ik erbij kwam. Ik kwam uit de klassieke hoek, had acht jaar een piano-opleiding genoten en wilde leren improviseren. Tegelijk dat ik met Electric Party startte zat ik in nog twee bands en had ik mijn eigen combo.”
Over de band en de muziek
Rudolf kijkt met veel plezier terug op die tijd: “Ik had al in heel veel bands gespeeld, zoals Mind The Gap, 1010 TP en Frozen Tears. Ook gaf ik gitaarles op het Muziekpakhuis aan de Lijnbaansgrachts en deed ik aan een soort bandcoaching. Van alles en nog wat. Ik speelde ook vele muziekstijlen, maar wat Electric Party met gitaar wilde, dát vond ik vele malen interessanter. Het ging veel verder dan het standaardding waarbij je akkoordjes staat te slaan. Zo’n invulling van het bandgeluid, zoals je die ook bij U2 of Simple Minds hoort, is zoveel creatiever. Dat vond ik dus heel erg leuk.
Daarnaast waren de nummers vanuit de synthesizer bedacht en zorgde de saxofoon voor een prachtige klankkleur. Die combinatie was zo’n boeiende mix. Ik vond het muzikaal enorm interessant! Mijn eerste liveoptreden was ergens in de kroeg. Als try-out voor het optreden dat we twee dagen later zouden geven voor KRO Rock Tempel.”
Ook Jan-Willem vond het een mooie periode. “Voordat ik erbij kwam deden ze de synth er een beetje naast. Ik nam een bataljon van zeven toetsinstrumenten mee, zoals de Vox Organ, Fender Piano en mini-Moog. En hoewel René het voor het zeggen had in de band en mijn werk een soort invuloefening was, herinner ik mij de fijne sfeer daar in die gekraakte huiskamer achter het Concertgebouw. In die tijd had ik wel wat met de new wave van New Order en Joy Division en door de muzikale spanning van Electric Party ging ik ook zélf nummers maken. Ik ben niet lang gebleven en na een kort jaar ging ik film- en tv werk doen – dat was nog spannender – maar dankzij deze tijd ben ik als componist door het leven gegaan. Het is mijn levenswerk geworden.”
KRO Rock Tempel
Rudolf: “Heel veel bands stuurden in die tijd demo’s naar de KRO om mee te mogen doen met hun groepenpresentatie.” Electric Party werd geselecteerd en het optreden in jongerencentrum De Koog (Noord-Scharwoude) werd zelfs uitgezonden via de radio. De band pakt het professioneel aan en er wordt zelfs een heuse fotoshoot georganiseerd. “Bij de McDonalds aan het Muntplein.”
De droom van Electric Party
René mijmert: “Ja. We hadden een droom! Wij wilden een plaat maken. Maar het duurde me te lang; ik was te ongeduldig.” Dan weer zuchtend: “Misschien. Als we nog een jaar bij elkaar waren gebleven. In diezelfde samenstelling. We werden steeds beter en het leek wat te gaan worden met Electric Party. Maar God… het werd te serieus. Er ontstonden ruzies.”
Psychologenvoer
“Met de tijd kwamen de toestanden; de band werd psychologenvoer.”
“Weet je? Ik weet uit ervaring, dat als het gaat zoals ik het wil… dat het dan goed gaat. En het was mijn band, dus ik wou dat ze deden wat ik wilde. Niet? Dan kap ik gewoon! Jammer hoor; ik had geen zin in gezeik.”
Daarnaast ontstond er ook wrijving met de andere Fetisj acts. René: “Ernst, Joop, Bob. Ze zouden optreden in de Mazzo, maar zij wilden daar niet alleen maar drumcomputers en wilden er ook een échte band bij. Dus moest Electric Party ook maar optreden. Ik stond daar voor mijn liefste vijanden te spelen. We speelden erg goed en toen ons optreden voorbij was riep iedereen We want more!, terwijl dat bij Ernst & co niet het geval was”. Trots: “Goeiemiddag, zeg! Dat kweekte nogal wat wrevel. Ik was te populair.”
De lol eraf
Rudolf: “Mijn laatste optreden was bij de Filmacademie (5 juli, 1983, red). Wat een tering hard concert was dat, weet ik nog! De sfeer was rond die tijd inderdaad niet al te gezellig meer. Er waren ego’s die snel botsten.” René kwam daags na dat concert het oefenhok in. Hé! Ik heb een nieuw nummer. “Fuck the poor!” Toen keek ik Japie aan en zei Ik plug uit. Als jij m’n flightcase met de versterker meeneemt? Het houd hierop voor mij. De lol is eraf.”
“Jaren later kwam ik René nog eens tegen in de tram. Hij sprak mij aan. Jouw riffs hebben we erin gehouden. Die waren erg goed. Jammer dat het zo gelopen is.”
Wat de nekslag voor Electric Party was? René: “Toen ook Jan-Willem ermee stopte, gaven wij de brui er echt aan. Het was in die tijd namelijk erg moeilijk om een toetsenist te vinden”.
Per undas adversas
“Ik wil doen wat ik wil. Ik vind het heel vervelend om me te laten tegenhouden door mensen om me heen.”
Het hoogtepunt van Electric Party
Jan-Willem: “Hoewel ik toen in meerdere en grotere bands (Sister One, Hilversum en X21, Alkmaar) speelde en zelfs in het voorprogramma van Joan Jett en Gruppo Sportivo stond, heeft Electric Party mij gevormd. Het was een korte en spannende periode, met een aantal sfeervolle nummers. Het was hypnotiserend en sloeg erg aan bij het publiek.”
Ook voor René is de muziek het hoogtepunt. “Het nummer The Hearts A Lonely Hunter tijdens ons optreden voor KRO Rock Tempel? Bijna alles ging fout, wat fout kon gaan. Maar toen viel alles op z’n plek! Eén van de beste nummers die we hebben gemaakt.”
Maar een kleine maand later, na het optreden in de Mazzo was het eigenlijk wel klaar voor René. “Ik stond elke nacht voor volle zalen als dj en kreeg voldoende applaus.”
René als deejay
Het gevoel voor ritmes die aanslaan op de dansvloer én in zijn muziek, ontwikkelt René als dj. Eerst in het Okshoofd, maar op een gegeven moment kan hij door ziekte invallen in de Mazzo. René: “Ook zo’n clubhuis. De eerste drie jaar dat deze tent open was… Ik heb het gevoel dat ik er woonde.”
Ik was en ben een hele goede dj. Vooral van het draaien voor klein publiek leerde ik; dan moet je écht goed zijn. Zoals op de trouwerij van Henk Schiffmacher. Het meest moeilijke publiek dat je je kunt voorstellen, maar ze stonden allemaal op de dansvloer! Geen probleem.”
Mixtape hosselaar
“In de tijd dat dj’s nog geen goddelijke status hadden verdienden we allemaal hetzelfde. Zeventig gulden doordeweeks en negentig in het weekend. Daarvoor sta je dan te draaien van 12 tot 5. En je deelt niet mee in de fooienpot. Slecht betaald dus. Daarom ben ik op een gegeven moment mixteepjes gaan maken en verkopen.
In het Okshoofd verdiende ik daar enorm veel geld mee; veel bezoekers en vaste klanten kochten ze van me. De criminelen, die daar veel kwamen, ook. Als ze een goede dag hadden gehad, gaven ze zo maar een rug voor een cassette. Helemaal geen probleem. Als ik er maar voor zorgde dat het exclusief was. Iedereen kreeg dus zijn eigen mixtape. Daarna ben ik dat gaan verbreden naar winkels, dus op een gegeven moment had ik een echt goede business.
De platen voor de tapes kocht ik als nummer één dj van het Okshoofd zelf in. Toen ik door de toenemende criminaliteit bij het Okshoofd stopte, regelde ik via dé Mazzo dj, DJ Steve, dat ik hun nieuwe platen mee kon nemen, mits deze de volgende avond weer ingeleverd werden. Hun voordeel was dat ik zo alle muziek afluisterde op zoek naar de topnummers: hoefden zij dat niet meer te doen. Ik ben daar zelfs nog mee door gegaan toen ik niet meer in de Mazzo werkte. Niemand die dat wist, maar zo raakte ik bevriend met iedereen.
Behind the decks at Mazzo – the exclusive, members-only venue that combined dance music with audio-
visual art – René spun the hottest punk, new wave and rock records. Following one particularly decadent afterparty, Robert Smith fell asleep on his living room sofa, nearly missing The Cure’s show the next day in Hamburg. On another occasion, René, two-time winner of Mazzo’s “Most Beautiful Boy in Amsterdam” competition, who was sometimes mistaken for Sting, ran into The Police’s Stewart Copeland. Finding the resemblance uncanny, Copeland brought Sting to the club the next evening to meet his doppelgänger (Liner notes Play by Hannah Pezzack, Knekelhuis, 2021).
David Bowie
Eén luisteraar van René’s mixtapes is wel een hele bijzondere. René: “Ik ontmoette David Bowie eens op een feestje van Hans van Manen en vanaf dat moment begon ik hem mixtapes toe te sturen. Hij vond dat blijkbaar erg leuk, want toen ik jarig was belde hij mij ’s nachts vanuit Los Angeles op om me te feliciteren.”
Creatieve broedplaatsen
De Palm, Chez Nelly, ’t Okshoofd en de Mazzo. Het waren allemaal creatieve broedplaatsen in de begin jaren ’80 en René leerde er enorm veel mensen kennen. Dat reikte trouwens voorbij de muziekscene.
René: “Medio jaren tachtig was ik een tijdlang de assistent van fotograaf Paul Blanca, die toen bezig was met de samenstelling van het boek Timing dat hij maakte in opdracht van Museum Fodor. Hij noemde mij altijd zijn secretaris, omdat ik alle zakelijke perikelen en afspraken regelde. Paul hoefde bij wijze van spreken alleen nog maar af te drukken. En ik deed tussen de bedrijven door zelf ook nog regelmatig modellenwerk.”
Mijmerend: “Ik was een mooie jongen en had een heel goed leven.”
Na Electric Party
Rudolf was de eerste die de band verliet. Hij stapte over naar Agents of Decay, met Arnold Kooy (later Claw Boys Claw) in de geledingen. “Bandlid Arnold Schellens vroeg me mee te spelen omdat hun vaste gitarist Hugo Leibbrandt in het ziekenhuis lag. Ik heb toen een tour door Nederland met ze gedaan met als afsluiting het voorprogramma voor de Comsat Angels in Paradiso.” Ook bleef hij lesgeven, maar veel belangrijker werd zijn gitaarwinkel: La Guitarra Buena. “Al 35 jaar! Op een gegeven moment ben ik ook gestopt met bandjes. Dat was too much naast de winkel”
René: “De Fetisjstudio werd verplaatst en ondergebracht in de Sarphatistraat. Na Electric Party heb ik een nieuwe drummachine gekocht en ben daar – zonder bandperikelen – weer studiomuziek gaan maken. Jan-Willem droeg daar af en toe ook aan bij. Dat project heette Cas A Blanca. Met hem, gitarist Otto Janszen, bassist Joop Seinfield en zangeres Lena Tenaglia namen we het Electric Party nummer Catwalk op, dat op een Fetisj elpee zou verschijnen, maar die nooit uitgebracht is.”
Ook de herinneringen aan dát project moeten van ver komen bij Jan-Willem: “Ja… daar staat me nog iets van bij”.
De woorden “Work all day, work all night” van het nummer Strings of Time schieten me te binnen als ik Jan-Willem hoor vertellen over wat hij allemaal ‘in de muziek’ gedaan heeft na Electric Party. Hij rolde vrij snel de film- en tv-wereld in. Begon een eigen geluidsstudio en start zelfs een theatergezelschap. Zo deed hij de muziek bij honderden theatervoorstellingen, maakt hij leaders en tunes voor de VARA, AVRO, Postbank en KLM, maar ook muziek voor VPRO tv-series, NATO-voorlichtingsfilms en zelfs voor Disney. “Amsterdam, Berlijn, Denemarken, Wenen. Ik ben een nomade en trek heel Europa door, waarbij ik telkens weer iets nieuws begin.”
Circus of Habits
Japie Blok maakt met Leo, Ed en gitarist Ad Bosters een doorstart als Circus of Habits. “Met Clifford van Leeuwen als zanger: een Amerikaanse jongen die in Amsterdam woonde. Deze band voelde heel anders dan Electric Party. Er heerste een echt bandgevoel, met totaal geen egotripperij. We waren serieus en het ging ook best wel goed met optreden in o.a. in de Mazzo en de Melkweg.”
Als ook deze band stopt keren Ad, Leo en Ed terug naar frontman Jerry Turner. Samen spelen ze tot in de jaren ‘90 in allerlei bands als 16 Orange Beats, Orange Beats, Gold From Nowhere, Romeo Flowers en Bombay Rains. Leo blijft zelfs tot in dit decennium met Jerry optreden in Stones tribute band The Catstones. Jaap: “Leo was de échte rockmuzikant onder ons. Innerlijk en uiterlijk; hij ging er helemaal voor! En een super goede bassist.”
En Jaap zelf? Hij gaat drummen bij Mick Ness en Cindy Peress. “Een serieuze band met veel optredens, waar ik zelfs een tijdje van kon leven. Cindy wist overal optredens te regelen; een hele leuke tijd”. En als Jaap niet in het buitenland is, speelt hij nog steeds mee in sessies in Amsterdam.
Van Spanje de wereld rond
Na Electric Party en het kortstondige Cas A Blanca project gaat René spelen met Franklin de Meij. Hij leert de gitarist van Grote Prijs van Nederland winnaar Neel kennen in de Mazzo. “Franklin was op een gegeven moment naar Almeria in Zuid-Spanje verhuisd, maar toen hij weer eens terug in Amsterdam was had ik een nacht goed met hem doorgehaald. De volgende dag belde hij mij geradbraakt op. Ik ben blij dat ik over 2 dagen weer terugga. Dit is niet goed voor me hier. En weet je… eigenlijk mag ik je helemaal niet, maar ik heb toch een ticket voor je gekocht. Dus als je morgen mee wil naar Spanje ben je welkom.”
“Ik zou een week gaan, maar ben drie maanden gebleven en we konden het heel erg goed met elkaar vinden. Hij had een studio daar in z’n huis. Met alles d’r op en d’r aan.” Daar schreven de mannen samen nummers, zoals Caribe, dat een clubanthem werd in de lokale dancing. René: “Vier jaar achtereen ging ik in oktober naar Spanje en kwam ik in maart weer terug in Amsterdam. Echt een super tijd.”
Geweldige vrouw
Eind 1987 breekt een nieuwe periode aan voor René. “Ik ontmoette een geweldige vrouw die ook nog eens behoorlijk bemiddeld bleek te zijn en ben twee jaar lang in de watten gelegd. Haar appartement in Chelsea was onze basis en van daaruit trokken we de hele wereld over. In Londen ontmoette ik al snel een paar hippe mensen die mij op sleeptouw namen door het nachtleven. Ik leerde daar ook muziek waarderen die mij aanvankelijk nooit zo had kunnen boeien. Ik kwam een keer in een club waar uitsluitend ska werd gedraaid. Niet die Engelse Two Tone van Madness en The Specials, maar de echte ‘jazz van Jamaica’. Dat klonk wel even anders.”
Microdots
Als René begin jaren ’90 terug in Amsterdam is, is het maken van muziek al een behoorlijke tijd op de achtergrond geraakt. René: “Ik was in 1988, tijdens de ‘first winter of house’ in Goa (India) besmet geraakt met het house-virus en wilde niets liever dan zelf dat soort muziek maken. Maar daar had ik wel goede apparatuur zoals samplers en synthesizers voor nodig. Die kreeg ik toen prompt van mijn rijke, inmiddels ex-vriendin. Bij wijze van afscheidscadeautje. Daar maakte ze mij – in tegenstelling tot de Rolex die ik ooit van haar kreeg – heel erg blij mee. Dat klokkie heb ik meteen teruggegeven, want ik draag geen horloge, dus wat moest ik daarmee?”
“Ik kende iemand (Berry Goedemans van Goodman & Adrian, red) die bijzonder handig was met het programmeren van samplers, zodat ik mij op de muziek kon concentreren. De 12” die ik zo maakte heette Totum Thunderbird.” René noemt zichzelf Clark Nova en het project met Berry heet Microdots. “In 1994 was het nummer een van dé floor fillers in de trendy clubs van Parijs.”
Circus Brard
De ohs en de ahs op het nummer zijn door niemand minder dan Patty Brard ingezongen, die in die tijd de vriendin van René was.
“Ik kwam Patty tegen op een dinsdagavond in de Richter. Meteen verliefd en twee jaar lang met haar doorgebracht. Nadat Totem Thunderbirds uitkwam had ik nergens meer tijd voor. Zeker niet voor muziek. Het was Circus Brard en elke dag wat. Oktober ’95 gingen Patty en ik uit elkaar, maar we zijn nog steeds goed bevriend.”
Tot in het nieuw millennium wordt er geen nieuw muziek meer gemaakt. René werkt op redacties. Voor Patty, maar bijvoorbeeld ook voor Jeroen Pauw. “Totdat ik te duur werd en ze voor stagiaires gingen kiezen”
“Ik geloof alles & nog veel meer“
De creativiteit die in iemand zit, moet natuurlijk zijn weg vinden en René gaat aan een boek werken. René: “Ik houd sinds 1990 dagboeken bij, waar ik mijn avonturen en zielenroerselen aan toevertrouw. Omdat ze buitengewoon grappig zijn, heb ik ergens rond 2004 bedacht om ze te gebruiken als uitgangspunt voor een verzameling korte verhaaltjes waar uiteindelijk Ik geloof in alles! & nog veel meer uit tevoorschijn is gerold.”
De verhalen zijn een combinatie van sciencefiction, flauwekul en échte belevenissen uit het nachtleven van René. In een stijl die door René realistisch absurdisme wordt genoemd acteren de engeltjes en kabouters, die hij in de loop der jaren heeft verzameld als geluksbrengers.
Ask. Believe. Receive
René schrijft mij later in een brief over het “geluk” waar hij vaak in zijn leven tegenaan is gelopen. De ontmoetingen met popsterren, engeltje Charlotte die fl. 500,- op een staatslot deed vallen, nét toen Patty Brard failliet was verklaard, alle aandacht voor Electric Party en het opnieuw uitbrengen van zijn oude muziek … Hij refereert daarbij veelvuldig aan de zogeheten Wet van de Aantrekkingskracht. Of Ask. Believe. Receive zoals hij het samenvat.
Ik voel een eind met René mee. Ook ik krijg veel terug uit m’n onderzoekswerk. Zo zoekt Leo aan het begin van dit jaar alsnog contact met mij. Niet alleen tipt hij me dat er ergens bij René nog een enveloppe met foto’s moest liggen (klopt!), maar ook bedankt hij mij. “Natuurlijk heb ik alles zo goed mogelijk gevolgd. Jouw speurwerk en inspanning vervult mij van bewondering en respect.”
Je mag ervan vinden wat je wil. Dit pseudowetenschappelijke gedachtengoed, maar als je zo lang als ik op zoek bent naar een band, en die zoektocht wordt beloond met een te gekke ontmoeting, waardering, een fantastisch verhaal en cassettes met allemaal “nieuwe” muziek van Electric Party … Zou jij dan niet ook een gelover zijn?
Work
Op 17 mei 2021 heb ik dit verhaal in de vorm van een magazine uitgebracht samen met een reissue van de cassette Work, inclusief digitale downloads én zeventien bonustracks. Deze release is inmiddels uitverkocht, maar nog wel digitaal te verkrijgen via Bandcamp.
Play
Met de aanschaf van de prachtig vormgegeven elpee Play van platenlabel Knekelhuis is jouw verzameling Electric Party compleet en heb je alle tracks in huis, die ooit door de band gemaakt zijn. Waar de livemuziek op mijn release opgenomen had kunnen zijn in een kraakpand, waan je je met hun negen nummers meer tussen de rook op de dansvloer van een verlaten jaren ’80 discotheek.
Marco van Dalfsen wou archeoloog worden, maar dat liep allemaal wat anders. Lees hier meer over de drijfveren van de schrijver van het verhaal over Electric Party of volg Diggin’ Demos op Facebook.
Heb jij thuis demo’s(1), die liggen te verstoffen en waar je niets meer mee doet? Of heb je zelf een demo gemaakt? Je kunt ze doneren of verkopen aan het demoarchief. Ik zal ervoor zorgen dat jouw demotapes goed worden bewaard en hun verdiende plekje krijgen in de muziekgeschiedenis.
Diggin' Demos Marco zegt
Hoi René, heel erg bedankt voor jouw reactie. Tof dat we DJ Solo hiermee gevonden hebben. Zou jij een mailtje kunnen sturen naar diggindemos@gmail.com zodat we verder kunnen kletsen? Bedankt, Marco (Diggin’ Demos)
Fred Vl. zegt
De naam Electric Party kwam naar boven toen ik een oud cassettebandje draaide met eigen opnames van een groepen presentatie in Noord Scharwoude ergens in begin jaren 80. Ik was en ben nog steeds onder de indruk van de muziek. Heb toen de naam met google opzocht en tot mijn verbazing kwam vond ik nog sporen van deze Band.
Diggin' Demos Marco zegt
Leuk om te lezen Fred. Als je de cassette-reissue van me koopt, krijg je bijna 30 nummers van de band, waaronder dat optreden waar je aan refereert! Speelde je toen zelf ook?